Brussel, de stad van friet, chocolade en… tankstations die nergens te vinden zijn. Onze dagtrip begon met een belofte van een vroege start – we zouden om 10:00 uur vertrekken. Maar zoals dat gaat in het leven van The Ozy Chronicles, lagen we om 10:00 uur nog heerlijk te dromen over Belgische wafels en Manneken Pis. Uiteindelijk werd het dus een uurtje later, en na een pitstop in Hoofddorp om Tolga op te halen (én te wekken, want ook hij had zich verslapen), waren we eindelijk onderweg.
Nu ben ik geen fan van tanken in Nederland. Benzineprijzen? Schandalig. Dus mijn strategie was simpel: genoeg brandstof voor 280 kilometer – precies genoeg om Brussel te halen. “We tanken wel daar,” dacht ik slim. Maar hierover later meer…
Onze eerste bestemming zou Manneken Pis zijn, maar zoals elke goede roadtrip had ook deze een spontane wending. We belandden op de Kunstberg. Wat een plek! Volgens een muur vol tekst – die ik half las, half verzon – werd dit hele ding gestart door Leopold I, voortgezet door Leopold II, afgerond door Leopold III en uiteindelijk geschonken aan Albert I. Klinkt als een koninklijke estafette van twijfelachtige prioriteiten. Maar goed, de Kunstberg was prachtig en gaf ons een mooi excuus om te doen alsof we cultuur snoven.
Geen Manneken Pis dus, maar wel een wandeling naar de Grote Markt. Onderweg vonden we een frietkraam. Vlaamse friet, dachten we enthousiast. Helaas bleek de kraam eigendom van twee Turkse mannen genaamd Mehmet en Ali. Begrijp me niet verkeerd, ik steun mijn medelanders, maar friet bakken? Laat dat maar aan de Belgen over. Zeynep en ik besloten al snel dat de “Vlaamse friet” in Amsterdam veel beter is. Deniz en Tolga daarentegen vonden het allemaal wel best, zolang ze maar iets te knabbelen hadden.
De Grote Markt stelde niet teleur. Wat een sfeer, wat een gebouwen, wat een… Starbucks? Jup, we dronken daar hot chocolate. Niet erg authentiek, maar wie kan nee zeggen tegen warme chocolade op een koude dag? Daarna liepen we terug naar de Kunstberg, waar onze auto geparkeerd stond. Onderweg kochten we twee bivakmutsen voor de jongens en een schattige muts voor Zeynep. Ik moet zeggen, iedereen zag er meteen 30% cooler uit.
Toen we Brussel binnenreden, gaf de auto nog een actieradius van 60 kilometer aan. “Piece of cake,” dacht ik. Maar Brussel bleek een tankstationloze jungle. Terwijl de kilometers als sneeuw voor de zon verdwenen – 60 werd 50, en toen ineens 45 – begon ik me af te vragen of ik toch maar een fiets had moeten huren. De spanning liep hoog op toen we zelfs een afslag naar Antwerpen misten. Gelukkig had Zeynep haar hoofd erbij en vond ze een alternatieve route naar een tankstation net buiten Brussel. Maar laat ik je zeggen: mijn kont was joussef joussef aan het gooien. Voor de niet-Turken onder ons: dat betekent dat ik hem behoorlijk aan het knijpen was.
Uiteindelijk kwamen we veilig bij het tankstation, vulden de tank en haalden opgelucht adem. Brussel, je was me er één. Een stad vol verrassingen, friet van twijfelachtige oorsprong en een gebrek aan benzinepompen. Maar dankzij Zeynep, Deniz en Tolga werd het een dag om nooit te vergeten. En oh ja, volgende keer tank ik gewoon in Nederland.